Interview met Dr. Karen Harmelink over haar promotieonderzoek
Dr. Karen Harmelink is fysiotherapeut en mede praktijkeigenaar van FLEX-s Fysiotherapie in het Overijsselse Goor. In 2014 startte zij met haar promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen met als onderwerp: herstel en fysiotherapie bij patiënten met een gunstige prognose na een Totale Knie Prothese. Op 29 oktober 2021 promoveerde zij. De zorgzwaarteprofielen in het programmawerken van Zorg1 zijn gebaseerd op haar onderzoeksresultaten. Hoog tijd voor een gesprek met dr. Karen Harmelink.
Waarom bent u onderzoek gaan doen naar herstel en fysiotherapie bij een TKP?
“Door de vergrijzing zien we steeds meer mensen die een nieuwe heup of knie nodig hebben. Op dit moment worden in Nederland jaarlijks ongeveer 26.000 Totale Knie Protheses geplaatst. We weten dat 80% van de patiënten tevreden is een jaar na een TKP. Dit betekent ook dat 20% niet tevreden is. Ik ben al lange tijd bezig met deze specifieke patiëntengroep en zag dat een deel van de patiënten niet goed hersteld en een deel minder langdurige fysiotherapeutische begeleiding nodig heeft. Daarom hebben we een zorghotel opgezet en gedraaid. Daar zijn we gestart met een tiendaags intensief trainingsprogramma waar deze patiëntengroep twee keer per dag fysiotherapie kreeg. We zijn toen actief data gaan verzamelen. Dat heeft geleid tot mijn promotieonderzoek. Het doel van dit proefschrift was inzicht krijgen in het herstel bij patiënten met een gunstige prognose bij een Totale Knie Prothese (TKP). Welke factoren zijn voorspellend voor herstel en kunnen we hersteltrajecten maken? Als je vroeg start met fysiotherapie bij deze patiëntengroep, krijg je dan sneller een herstelreactie en gaat het herstel dan beter?
Ook wilden we het effect evalueren van de activiteitencoach bij patiënten met een gunstige prognose die een thuisoefenprogramma volgden.”
“Het blijkt dat de eerste fase na de operatie heel voorspellend is voor de uitkomst. Als het na de eerste zes weken nog niet goed gaat, dan is dat heel vaak na een jaar nog zo.”
Welke resultaten geeft het onderzoek?
“Gaandeweg kwamen we erachter dat bij een goede selectie van de patiënten, het herstel voor de grootste groep voorspoedig verloopt en na zes weken een goed resultaat bereikt is. Bij een specifieke groep bleef de wens voor fysiotherapie behandelingen bestaan. Dat was vaak als patiënten blijvend pijn ervaarden of het gevoel hadden dat ze nog verder konden verbeteren. We zagen ook dat bij mensen, die een gebrek aan zelfmanagement hadden, het gevoel bestond dat ze hulp nodig hadden bij het verdere herstel. Dus ondanks hun goede fysieke functie, hebben ze aanvullende begeleiding nodig. We hebben daarom gekeken naar andere mogelijkheden om therapietrouw te verbeteren en hebben een thuisoefenprogramma opgezet met een activiteitencoach. Een deel van de patiënten kreeg alleen het thuisoefenprogramma en een ander deel ontving daarnaast een activiteitencoach. Het bleek dat beide groepen goede resultaten en een goede therapietrouw lieten zien, maar de aanvullende activiteitencoach bleek niet effectiever dan enkel het thuisoefenprogramma. We hadden in eerste instantie verwacht dat als je mensen een goede start geeft, dat ze dan ook echt zelf verder kunnen herstellen. Dat viel tegen. Ze hebben echt wel sturing nodig op gezette tijden. Qua hersteltrajecten zagen we wel de hersteltrajecten die we uit klinische ervaring al hadden verwacht. Het blijkt dat de eerste fase na de operatie heel voorspellend is voor de uitkomst. Als het na de eerste zes weken nog niet goed gaat, dan is dat na een jaar bijna altijd nog zo.”
“Zorg1 programmawerken is de klinische toepassing van mijn onderzoek”
Hoe past het Zorg1 programmawerken in het onderzoek?
“De zorgzwaarteprofielen van Zorg1 zijn gebaseerd op mijn onderzoeksresultaten. Het Zorg1 programma artrose is een klinische toepassing van mijn onderzoek. Vanuit mijn onderzoeksresultaten hebben we duidelijke hersteltrajecten gedefinieerd, maar we hebben eigenlijk nog niet heel duidelijk wie dan precies in welke groep komt en of je de mate van herstel kunt voorspellen. Omdat wij alleen patiënten met een gunstige prognose hebben meegenomen in ons onderzoek, zaten bijna alle patiënten in de normale herstelgroep. Hierdoor konden we niet onderzoeken welke preoperatieve factoren voorspellend zijn voor welke groep. We hebben door middel van literatuuronderzoek de voorspelling verder onderbouwd.”
Op welke manier draagt het onderzoek bij om betere zorg te kunnen leveren?
“Doordat je meer inzicht hebt in welk programma mensen postoperatief moeten volgen en omdat je meer inzicht hebt in het verwachte herstel, kun je de juiste groep selecteren. Je kunt dan bijvoorbeeld bij een slechte herstelprognose adviseren om geen prothese te plaatsen of om de verwachtingen bij te stellen die mensen hebben van een TKP. Je kunt ook inschatten welk programma ze nodig hebben, bijvoorbeeld intensief in het begin of juist laag frequent. Je kunt meer specifiek maken wat de patiënt nodig heeft, waardoor de verwachtingen van de patiënt reëler zijn. We weten uit de literatuur dat reële patiëntverwachtingen belangrijk zijn voor een goede uitkomst.”
Is het programmawerken van Zorg1 de toekomst?
“Wat je nu ziet in de fysiotherapie is dat mensen na een knieprothese een jaar lang onbeperkt fysiotherapie vergoed krijgen. Daar wordt naar mijn mening ook misbruik van gemaakt. Het gebeurt dat patiënten bij wijze van spreken honderd behandelingen volgen en er maar misschien tien of twintig nodig hebben. Ik denk zeker dat het belangrijk is om naar het programmawerken van Zorg1 toe te gaan, maar er moet wel ruimte blijven om het programma individueel aan te passen als er gaandeweg de behandeling complicaties zijn of als het slechter of juist beter gaat dan verwacht.”
Heb je nog tips en adviezen voor praktijken met betrekking tot de behandeling van deze doelgroep?
“Het is belangrijk dat we eigenlijk bij alle patiënten voor de operatie kijken of er een juiste indicatie is voor een knieprothese. Vervolgens is ook een goede informatie over het te verwachten herstel bij de patiënt nodig, zodat er reële verwachtingen ontstaan. Op basis van het individueel te verwachten herstel kun je een indicatie voor een fysiotherapieprogramma geven. Het is echt heel belangrijk dat je vooraf goed in gesprek gaat met de patiënt over wat hij verwacht van zijn herstel op basis van hoe jij als therapeut het herstel voor je ziet. Dat daar een match is. Dus als er een ongunstige prognose is, dat je dat met die patiënt eerlijk deelt, en dat hij niet verwacht dat hij dan snel zal herstellen.”
“Kortom: indien er rekening gehouden wordt met een goede selectie voor een Totale Knie Prothese, een goede instructie voor de operatie en er sprake is van een hoge therapietrouw, dan is de kans op een goed herstel groot! Een goed begin is dus het halve werk.”
Lees hier het hele proefschrift van Karen Harmelink